maandag 12 januari 2015

Stel, dat ik Voltaire was

 De zin en onzin van het “schrijven”

 

bron afbeelding
«Je ne suis pas d’accord avec ce que vous dites, mais je défendrai jusqu’a la mort votre droit a le dire»

Bijna driehonderd jaar geleden deed “Voltaire” uitspraken die vandaag de dag nog altijd worden aangehaald. Sommige zijn zo actueel dat je er van achterover slaat. Hij was zonder twijfel verstandig, hoogbegaafd, briljant en misschien zelfs helderziende of alwetend. Ik zeg maar wat, want ik weet het niet. Sinds het geschreven woord zijn er vele citaten (van vele wijze mensen) die de tand des tijds wisten te doorstaan, de een nog mooier dan de ander.

Aan de ene kant maak ik mij geen illusies. Over vijftig jaar vind je mijn woorden vast niet terug. Hooguit in een doos op zolder als “herinnering” bij een van mijn kinderen of (wie weet) kleinkinderen. Ik let wel eens op “wat ik zeg of schrijf”, ik ben er gemiddeld niet op uit anderen te kwetsen of voor het hoofd te stoten. Ik vind het eerlijk gezegd heel leuk en vleiend als er wel eens complimenten volgen na een bijdrage op mijn blog. Daar word ik zeg maar “ijdel” van. Maar ik maak me drukker over eventuele taal- of stijlfouten dan over een politiek/emotioneel “correcte” inhoud. Zoveel kwetsende dingen heb ik doorgaans niet te vertellen. Ik maak mij dan ook niet druk dat ik in  een ernstig conflict zal geraken door  wat ik toevertrouw aan het geschreven woord. Hoe dan ook, niets mag worden afgestraft met Kalasjnikovs.

Ik maak evenmin  illusies over de toegevoegde waarde of de houdbaarheidsdatum van mijn schrijverijen. Niemand die in het jaar 2300 (en een paar jaar later) vraagt of de een of andere uitspraak van Margriet zal zijn “die uit 1965, die het niet kon laten te babbelen”. Er komt geen bundeling à la Hella Haasse en haar “Een vreemdelinge in Den Haag”. Mijn verzamelde brieven liggen in een doos hier in huis, althans de brieven die ik ooit gekregen heb. De brieven die ik geschreven heb  wie zal ‘t zeggen. Het maakt mij niet uit, ik babbel, kwebbel en kakel wat ik wil. Maar de wijsheid die klinkt uit beroemde citaten van grote schrijvers en filosofen van vervlogen tijden, van ver voor de geboorte van zelfs mijn opa (1875-1952), zet mij toch wel een beetje aan het denken. Want wat is de toegevoegde waarde?

Voltaire wist precies wat vrijheid van meningsuiting betekende. In zijn tijd was een schrijver niet bepaald vrij te zeggen of schrijven wat hij dacht of vond. De kans dat je werd afgerekend op je woorden was groot. Er waren weliswaar geen Kalasjnikovs, maar een verblijf van een paar jaar in de Bastille was voor Voltaire blijkbaar een zodanige ervaring dat die blijkbaar niet voor herhaling vatbaar was. Na een nieuwe aanvaring met een hoogwaardigheidsbekleder, over zijn denkbeelden verkoos hij dan ook verbanning van een aantal jaren naar het buitenland boven het aangeboden alternatief “de Bastille”. Hij stak de Noordzee over en zette zijn uitspraken voort in Engeland. Niet zo heel lang na zijn dood begon overigens de Franse Revolutie. De guillotine was even onverbiddelijk en praktisch feilloos als de Kalasjnikovs van nu, maar dan anders, de voorbereidingen op de onvermijdelijke dood maakte men toen iets bewuster mee.

Voltaire schreef brieven met onder andere Catharina de Grote maar ook met Frederik de Grote en schreef in een daarvan het volgende:

Wij zijn niet geboren om Plato en Leibniz te lezen, om curven te meten, om feiten in ons hoofd te rangschikken. Wij zijn geboren met een hart dat dorst naar hartstochten en waaraan wij moeten voldoen zonder ons door die verlangens te laten beheersen. Een van de grootste zegeningen die wij de mensheid kunnen brengen is bijgeloof en fanatisme uitroeien, de machthebbers beletten degenen te vervolgen die anders denken.

We kunnen stellen dat er weinig van terecht is gekomen. Over vrouwen had hij overigens een eigengereide mening, waardoor ik hem nu verdenk zich om te draaien in zijn graf.
De vrouw is een menselijk wezen dat zich aankleedt, babbelt en zich uitkleedt.
Een van de grootste uitspraken ooit over het recht op vrijheid van meningsuiting is dus niet afkomstig van Voltaire zelf, maar is ontsproten aan het brein van een wezen dat zich slechts zou aankleden, babbelen en weer uitkleden. Ergens tussen die handelingen van aan- en uitkleden en babbelen, schreef S.G. Teallentyre (pseudoniem voor Evelyn Beatrice Hall) de volgende woorden. Ze schreef ze in een biografie over Voltaire.

«Je ne suis pas d’accord avec ce que vous dites, mais je défendrai jusqu’a la mort votre droit a le dire»
"Ik verafschuw wat u zegt, maar ik zal uw recht om het te zeggen met mijn leven verdedigen"

Stel dat deze woorden inderdaad afkomstig zijn van Evelyn Beatrice Hall. Dan zijn er diverse mogelijkheden over hoe beide potentiële bedenkers van deze uitspraak denken over deze verwarring. Is dat een compliment of juist een belediging. “Jouw woorden die zo briljant waren, worden toegeschreven aan het brein van een grootheid”. Of een miskend gevoel “dat waren potverdrie jouw briljante woorden en ze worden toevertrouwd aan zo’n minkukel die niets van vrouwen vond ".

Of is er verbijstering bij Voltaire? Verbijstering dat de woorden van een babbelend levend wezen dat zich slechts kan aan- en uitkleden voor de jouwe worden aangezien  Is dat niet de grootste gruwel?

Wat is dan de toegevoegde waarde van jouw woorden, wat heb je aan een houdbaarheidsdatum van honderden jaren, als jouw kennis en inzicht na zoveel jaren later nog steeds niet ter harte worden genomen. Wat heb je eraan dat ze wel keer op keer worden aangehaald tijdens dieptepunten waar de communicatieve vaardigheden van een klein deel van de mensheid een nieuw dieptepunt hebben bereikt. Een gebeurtenis die met het grootste gemak had kunnen worden vermeden: als men had geluisterd en geleerd van het verleden  maar vooral van een waardevol nalatenschap 

Ik weet het niet, ik denk dat ik maar lekker doorga met babbelen.

Geen opmerkingen :

Een reactie posten